Vlaamse vitaliteit; de mijnsite van C-Mine Genk
Afstand: 50 km / duur: 10.00 -17.00 uur
Als we door de mijnstreek van Belgisch Limburg rijden, zien we ze nog wel opduiken; de oude liftschachten. Het waren er in totaal zeven. De namen van de mijnen klinken bekend, maar wat is nu in 2020 hun status en is er nog een toekomst?
De ontwikkeling van de steenkoolmijnen betekende een keerpunt voor de Belgisch-Limburgse industriële ontwikkeling. Het zeer arme, 19e-eeuwse gebied werd bereikbaar gemaakt door de aanleg van autowegen, spoorwegen en het Albertkanaal. De maximale tewerkstelling werd bereikt tijdens de wederopbouwperiode vlak na de Tweede Wereldoorlog. Er werkten toen 44.000 mensen in de mijnen van Limburg. Om arbeidskrachten aan te trekken en te behouden, moesten tal van voorzieningen worden gebouwd. Vanaf 1945 werden Italiaanse gastarbeiders aangetrokken. Vanaf 1956, toen de mijnramp in Marcinelle plaatsvond, werden ook Spanjaarden en Grieken geworven, vanaf 1960 gevolgd door Turken en Marokkanen. Hierdoor kreeg de mijnstreek een sterk multicultureel karakter. De productie bereikte haar hoogtepunt in de jaren 1950. In 1958 brak echter de internationale kolencrisis uit en werden door de EGKS productiebeperkingen opgelegd. Enige verlichting bracht de oliecrisis van 1973, maar de verliezen in de mijnbouwsector namen steeds verder toe.
Op 1 april 1988 werd de allerlaatste steenkoolwagen in Winterslag naar boven gehaald. Het was meteen de sluiting van de laatste Genkse mijn, na die van Zwartberg en Waterschei.
Joseph Coosemans moeras te Genk (1891) collectie Emile Van Dorenmuseum
1 > Winterslag - C-mine (de oudste)
Reconversie
De C-Mine in Genk Winterslag zou men kunnen beschouwen als de Vlaamse variant van Le Grand-Hornu in de provincie Henegouwen. (de C = creativiteit ) Ook in deze site met zijn indrukwekkend industrieel mijnerfgoed moest men met respect voor het verleden aan een volledig nieuw maatschappelijk en economisch bestaan gaan werken.